FAQ:
Aardwarmte algemeen


Geothermie, ofwel aardwarmte, is een duurzame energiebron, die gebruik maakt van warmte, die van nature aanwezig is in de diepe ondergrond van de aarde. Lees meer

Er worden twee bronnen in de aarde geboord. Via de ene bron wordt het warme water omhoog gepompt. De warmte in het water wordt via een warmtewisselaar overgedragen aan het distributienet. Het afgekoelde water wordt via de tweede bron weer terug de aarde in gepompt. Zo blijft het water in de aarde op peil.

Juist niet. Het is één van de meest duurzame energiebronnen. Bovendien wordt het water weer in dezelfde bodemlagen teruggebracht zodat er netto niets uit de bodem verdwijnt. Wel zal de temperatuur in de diepe ondergrond over een termijn van enkele tientallen jaren lokaal met enkele graden afnemen. Als een aardwarmteproject stopt zal deze temperatuur afname zich weer herstellen.

Afgelopen jaren is er veel kennis en ervaring opgedaan in de geothermie sector in Nederland. Inmiddels zijn er meer dan twintig plaatsen in Nederland waar aardwarmte wordt gewonnen. Ook in het buitenland zijn vele goede ervaringen. Omdat het in het buitenland echter ook een enkele keer is misgegaan is het van belang om voor elk project naast de kansen ook de risico’s in beeld te brengen en voldoende maatregelen te nemen.

Geothermie wordt beschouwd als een van de meest duurzame vormen van warmteproductie.

Er zullen momenten zijn dat er onderhoud wordt gepleegd aan het aardwarmteproject waardoor er geen warmte kan worden geleverd. De warmtelevering zal wel met conventionele warmte dan gewoon doorgaan.

Het project is ontworpen op een levensduur van 30 jaar.

Het geothermische water heeft een temperatuur van circa 79°C. Door transport van het water naar het aardoppervlak en het overbrengen van de warmte op het warmtenet zal zo’n 5°C aan temperatuur verloren gaan zodat er boven de 73°C geleverd kan worden.

Van grote delen in Nederland weten we al hoe de ondergrond eruitziet. Dankzij onderzoek voor de olie- en gaswinning is sinds de jaren vijftig al veel bekend over de samenstelling van de bodem. Deze gegevens staan in het databestand ThermoGIS. Van een aantal gebieden zijn nog geen gegevens, terwijl deze kansen bieden voor aardwarmte. Voorbeelden hiervan zijn Haarlem en Amsterdam. In die gebieden kan seismisch onderzoek uitsluitsel bieden.

Om aardwarmte te benutten moet er in de buurt een warmtenet zijn. Dit is een leidingnet dat het warme water van de winningslocatie naar de afnemers brengt en het afgekoelde water terugvoert naar de winningslocatie. Een woning of bedrijf wordt op het warmtenet aangesloten via een ontvangststation, een kastje met een warmtewisselaar in het gebouw of de woning.

Een warmtenet is vergelijkbaar met centrale verwarming op het niveau van een wijk, bedrijventerrein of zelfs een hele stad. In plaats van zelf water te verwarmen met een cv-ketel komt er warm water vanuit de warmteleiding via het aansluitpunt in het pand.

Aardwarmte wordt geleverd via een warmtenet, dit betekent dat de gebouwen een aansluiting krijgen op een warmtenet. Soms zijn aanpassingen aan de warmteafgifte apparatuur (leidingen, radiatoren) nodig. Mogelijk is het nodig om het gebouw te isoleren om het geschikt te maken voor een warmtenet met aardwarmte met een temperatuur tussen de 55 en 75 graden)."

De aardwarmtewinnings-installatie bevindt zich op een omheind terrein. Hierop staat een gebouw voor de installaties zoals pompen en filters, ruimten voor opslag en een kantoor. Vanuit de omgevingswet is de aardwarmte-ontwikkelaar verplicht om zorg te dragen voor een goede landschappelijke inpassing van het terrein en de gebouwen. Op het terrein waar een aardwarmte installatie staat bevinden zich.

Omdat aardwarmtewinning in de ondergrond plaatsvindt, wordt aardwarmte geassocieerd met aardgaswinning en daarmee met de kans op aardbevingen zoals in Groningen. De kans op bevingen door aardwarmtewinning is zeer klein. Door gas uit de ondergrondse gasvelden te halen ontstaat er een ‘gat’ dat kan zorgen voor verzakkingen. Bij aardwarmte wordt nauwelijks iets onttrokken aan de ondergrond. Het water dat uit het reservoir wordt gepompt, wordt aan de andere kant meteen weer geïnjecteerd. Het volumeverschil is daardoor minimaal.

Bij aardwarmtewinning kunnen wel kleine drukverschillen ontstaan door geleidelijke afkoeling van de ondergrond. Dit kan mogelijk invloed hebben op nabijgelegen breuken. Daarom gelden er strenge regels rondom het aanleggen en winnen met aardwarmte-installaties. Meer hierover is te lezen bij veiligheid & risicobeperking.

In 2020 zijn er in Nederland 24 locaties waar aardwarmte wordt gewonnen, op 20 locaties zijn projecten in voorbereiding en voor 15 locaties zijn er plannen. Hier vind je de locaties.

De warmtewet bepaalt dat aardwarmte niet duurder mag zijn dan verwarming met aardgas. De kosten van aardwarmte zijn stabiel en voorspelbaar; de grootste kostenpost is de voorbereiding en aanleg van het systeem. Die kosten zijn eenmalig. De kosten van verwarming met aardwarmte zijn indien rekening wordt gehouden met SDE++ subsidies gelijk of lager dan van verwarming met aardgas.

Bodemverzakking
Bij aardwarmtewinning wordt water opgepompt en weer teruggevoerd naar dezelfde ondergrondse aardlaag, iets verderop. Er gaat dus nauwelijks iets bij of af in de ondergrond. Mede hierdoor is de kans op verzakkingen in de bodem vrijwel uitgesloten.

Trillingen
Bij het seismische onderzoek worden trillingen opgewekt die licht voelbaar zijn. Volgens de huidige wetenschappelijke inzichten is het effect van de trillingen door aardwarmtewinning verwaarloosbaar. Deze trillingen staan niet in verhouding tot trillingen die afgelopen jaren zijn opgetreden als gevolg van gaswinning.

Aardbevingen
Het gevaar voor aardbevingen als gevolg van aardwarmtewinning is minimaal. Zo wordt, in tegenstelling tot de gasvelden in Nederland, geen volume onttrokken aan de ondergrond. Het water dat uit het reservoir wordt gepompt, wordt aan de andere kant meteen weer geïnjecteerd. Het volumeverschil is op deze manier nihil. Omdat er kleine drukverschillen ontstaan kan dit effect hebben op aardlagen. Daarom geldt de wettelijke verplichting dat aardwarmte-operators niet nabij een ondergrondse breukzone mogen injecteren of produceren. Sommige gebieden zijn uit voorzorg uitgesloten voor aardwarmtewinning. Dat zijn gebieden waar zich van nature aardbevingen hebben voorgedaan.

Afkoeling van de ondergrond
Na verloop van jaren kan de temperatuur in het ondergrondse reservoir enkele graden afkoelen, maar hoogstwaarschijnlijk heeft dit geen gevolgen voor het ondergrondse milieu.

Lekkages
Met het transport van water vanuit de ondergrond komen ook natuurlijk aanwezige chemische stoffen naar boven waarbij andere aardlagen worden gepasseerd. Daarom is het winnen van aardwarmte in grondwaterwingebieden niet toegestaan. Het is daarom van belang dat de putten zo robuust (sterk en veilig) mogelijk zijn. Het ontwerp van de putten de laatste jaren sterk verbeterd, omdat de sector continu werkt aan verbetering van het putontwerp. De nieuwe putten hebben onder andere dubbelwandige buizen met eventueel epoxy-beschermlaag en een geavanceerd monitoringsysteem.

Radioactief zand
Met het water mee wordt ook enig zand mee naar boven gevoerd. Dit zand is van nature zeer licht radioactief. Het zand wordt afgevangen met filters en door een gespecialiseerd bedrijf verwerkt.

Gassen
Met het water uit de ondergrond kan ook een kleine hoeveelheid gassen mee naar boven komen. Op locaties waar dit het geval is, wordt het gas afgevangen, gebruikt om warmte mee op te wekken of in het uiterste geval en sporadisch afgefakkeld.

Een aardwarmtebron heeft als voordeel dat het energieaanbod onafhankelijk is van externe factoren zoals weersomstandigheden (wind, zon, etc.) Daardoor is de betrouwbaarheid en stabiliteit van een aardwarmtebron hoog.

Er zullen momenten zijn dat er onderhoud wordt gepleegd aan het aardwarmteproject waardoor er geen warmte kan worden geleverd. De warmtelevering zal wel met conventionele warmte dan gewoon doorgaan.

In vergelijking met een CV-ketel op aardgas is de CO2-uitstoot van een geothermiebron zo’n 90% lager. De totale CO2-emissie van een geothermiebron is 4,3- 8,6 kg CO2/GJ (afhankelijk van het reservoir waaruit wordt geproduceerd). De bijvangst (formatiegas) is verantwoordelijk voor 2,2-7,4 kg CO2/GJ warmte. Daarmee is geothermie één van de meest duurzame warmtebronnen. De CO2 die indirect vrijkomt ontstaat door het produceren van de materialen voor de put, tijdens het boren van de put en bij het oppompen van het water. Deze uitstoot wordt in enkele maanden gecompenseerd of teruggewonnen door de fossiele energie die dankzij de geothermische energie wordt bespaard. Als een geothermiebedrijf groene elektriciteit gebruikt voor de productie ligt de uitstoot nog lager, en is de CO2-uitstoot uiteraard sneller gecompenseerd. In 2018 zorgde het totaal van alle bronnen naar schatting voor een CO2-besparing van 190.000 ton per jaar en een aardgas-besparing van 102 miljoen m3 per jaar.

Voor projecten die van een diepte van 500 meter of meer warmte winnen geldt de Mijnbouwwet en is er een vergunningsplicht. De kans bestaat dat er bij een geothermieproject olie en/of gas worden aangetroffen en daarom zijn dezelfde voorzorgsmaatregelen van toepassing als bij projecten in de olie- en gasindustrie. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is de toezichthouder voor álle mijnbouwactiviteiten, dus ook voor geothermie. Ze zijn gevestigd in Den Haag. Meer informatie is te vinden op www.sodm.nl

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) houdt zich bij het monitoren van geothermische projecten voornamelijk bezig met de volgende onderwerpen:

  • 1 Het beoordelen van werkplannen, veiligheidsplannen en het zorgsysteem dat bij een geothermische bron hoort
  • 2 Voorkomen van aardbevingen
  • 3 Inzicht in de toestand/integriteit van putten
  • 4 Veilige opvang en verwerking van water dat vrijkomt bij het testen van de putten
  • 5 Zorg dragen dat exploratie en winning van aardwarmte zo veilig mogelijk gebeurt SodM geeft daarom advies over de vergunningsaanvragen vanuit de Mijnbouwwet en houdt toezicht op de boorontwerpen, -programma’s en de projectaanpak

Voor een geothermiesysteem zijn diverse vergunningen vereist. Voor de meeste vergunningen is het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat het bevoegd gezag en is het Staatstoezicht op de Mijnen de toezichthoudende instantie. Gemeenten en provincies hebben bij meerdere benodigde vergunningen een adviserende rol richting het Ministerie. Een uitgebreidere uitleg is hier te vinden. Twee vergunningen komen voort uit de mijnbouwwet. Ten eerste is dat een opsporingsvergunning. Deze vergunning geeft de initiatiefnemer het recht om binnen een afgebakend gebied de ondergrond te onderzoeken op de aanwezigheid van winbare aardwarmte door middel van het uitvoeren van proefboringen. Als de opsporing succesvol is, is een winningsvergunning nodig. Deze geeft het (exclusieve!)recht om de aardwarmte te winnen. Daarnaast is een Omgevingsvergunning vereist waarin (het voorkómen van) effecten op de omgeving zijn beschreven. Verder zijn voor specifieke werkzaamheden specifieke vergunningen vereist. (denk aan eventueel zwaar transport, kabels en leidingen leggen et cetera.)

Aardwarmte wordt beschouwd als midden temperatuur warmte. Alternatieven zijn restwarmte uit de industrie of afvalverbranding. Dit is veelal hoge temperatuur warmte. Daarnaast elektrische energie of warmte uit biomassa of energie uit wind en zon. Lage temperatuur warmte is te genereren via grondwarmte- of luchtwarmtepompen, en uit oppervlaktewater (aquathermie), riolering (riothermie) of drinkwaterleidingen.

Aardwarmte is een (hoofdzakelijk) duurzame energiebron en kan zodoende bijdragen aan de energietransitie, de overgang naar duurzame energiebronnen. Gemeenten hebben een hoofdrol in de regie van de energietransitie. Zie ook Hoe past aardwarmte in de regionale energiestrategie?

Na meerdere tientallen jaren kan door het gebruik een put minder presteren en/of kan de technische toestand (corrosie of juist aanslag) buitengebruikstelling nodig maken. Doel is dan om de oorspronkelijke situatie in de ondergrond zoveel mogelijk te herstellen. Dit gebeurt via het deels afvullen van de putten met beton en het verwijderen van het bovenste deel van de putten en alle bovengrondse installaties. Het is echter óók denkbaar dat met een nieuwe put de warmtewinning weer door kan gaan. Dat hangt af van de geologie op die plek en de (technische) ontwikkelingen.

De kans dat de trillingen voor schade of overlast zorgen, is minimaal. Het is evenmin aannemelijk dat op een later moment bevingen in de bodem ontstaan door aardwarmtewinning. Zie ook: “Wat zijn de gevolgen van aardwarmte voor het milieu?”

De aanleg van de boortoren en hulp-installaties kan eveneens hinder geven voor omwonenden. Deze werkzaamheden duren enkele weken, en vinden overdag plaats. Het boren van de putten – gedurende een periode van 3 tot 6 maanden – vindt 24 uur per dag plaats en kan geluidsbelasting geven in de omgeving. Denk bijvoorbeeld aan boorstangen die tegen elkaar aan stoten. Daarom vindt tijdens het boren continu geluidsmonitoring plaats. Ook de aan- en afvoer van vrachtauto’s en materieel kan extra verkeersbelasting of stofhinder geven. Bovendien kan er ‘s nachts lichthinder zijn. De operator probeert in de bouwperiode de overlast voor geluid en licht te beperken door passende maatregelen te nemen.

Zodra de winning start, merken omwonenden er nauwelijks nog iets van. De pompen van de winningsinstallatie produceren enig geluid, maar dat is niet hoorbaar buiten de hekken. Enkele malen per maand brengt een vrachtwagen technische materialen en hulpstoffen of haalt afvalstoffen op."

"Om aardwarmte te benutten moet er in de buurt een warmtenet zijn. Dit is een leidingnet dat het warme water van de winningslocatie naar de afnemers brengt en het afgekoelde water terugvoert naar de winningslocatie. Een woning of bedrijf wordt op het warmtenet aangesloten via een ontvangststation, een kastje met een warmtewisselaar in het gebouw of de woning.

Een warmtenet is vergelijkbaar met centrale verwarming op het niveau van een wijk, bedrijventerrein of zelfs een hele stad. In plaats van zelf water te verwarmen met een cv-ketel komt er warm water vanuit de warmteleiding via het aansluitpunt in het pand.

Aardwarmte wordt geleverd via een warmtenet; dit betekent dat de gebouwen een aansluiting krijgen op een warmtenet. Soms zijn aanpassingen aan de warmteafgifte apparatuur (leidingen, radiatoren) nodig. Mogelijk is het nodig om het gebouw te isoleren om het geschikt te maken voor een warmtenet met aardwarmte met een temperatuur tussen de 55 en 75 graden)."

De initiatiefnemer onderzoekt in een vroeg stadium welke klanten er zijn voor aardwarmte. De eigenaar van het warmtenet, meestal het energiebedrijf, zal zelf de klanten informeren. Je kunt als belangstellende altijd het energiebedrijf om informatie vragen.

Als uw bedrijfsgebouw of woning is aangesloten op het warmtenet, kunt u niet kiezen van welke bron u warmte wilt ontvangen. U kunt wel de aanbieder (het energiebedrijf) om uitleg vragen.

De provincie adviseert samen met andere partijen over de vergunning om aardwarmte te mogen opsporen én om aardwarmte te mogen winnen. Zie Van concept tot uitvoering. De provincie vraagt advies aan de gemeente. Het is mogelijk om bezwaar te maken bij de gemeente: de Omgevingswet geeft inwoners de mogelijkheid tot inspraak. Zie ook de vraag: Wat kun je buiten zien van aardwarmtewinning?

Een geothermische bron kan 70 tot 75°C warmte leveren. Zowel voor bestaande bouw als nieuwbouw kunnen daarom aangesloten worden op een geothermische bron.

De warmtevraag van een woning (of een bedrijf met beperkte warmtevraag) is relatief klein. Deze staat niet in verhouding tot de kosten van de aanleg van ondergrondse leidingen van- en naar de aardwarmtebron. Aardwarmte is rendabel bij een groot aantal warmte-afnemers of een kleiner aantal afnemers met een grote warmtevraag. Een bedrijventerrein, een appartementengebouw, een zwembad of grote gebouwen met één eigenaar kunnen de eerste grote klanten zijn.

Als er een warmtenet in een woonwijk wordt aangelegd, is de aansluiting meestal verplicht.

Meestal hoeft er aan radiatoren, vloerverwarming of temperatuurregeling niets veranderd te worden. Soms is het mogelijk om de temperatuur te regelen via een mobiele app. De cv-ketel verdwijnt uit het gebouw of woning. Extra isoleren kan bijdragen aan verdere verlaging van de energierekening. Soms zijn er extra aanpassingen nodig aan gebouwen om ze geschikt te maken voor (warmtelevering vanuit) het warmtenet.

U kunt zelf het energiebedrijf of de gemeente benaderen. De gemeenten zijn intensief bezig met het maken van plannen voor een aardgasvrije energievoorziening. Een centrale vraag is: gaan alle gebouwen individueel energie opwekken of kiezen gemeenten voor een collectief warmtenet met duurzame warmtebronnen?

De boring van de putten gaat soms door zogenoemde watervoerende lagen. Putten worden zo geboord en vastgezet met cement dat de kans vrijwel nihil is dat water van de ene diepte/aardlaag in de andere terechtkomt. Bij de boringen gebruikt men boorvloeistoffen om de boorkop te koelen en het boorgruis naar de oppervlakte te brengen. Conductoren (grote stalen buizen van 50 tot wel 200 meter lengte, die als eerste zijn geplaatst) zorgen ervoor dat de boorvloeistoffen niet in de (ondiepere) bodem terechtkomen; elke verstoring van ondiepe waterlagen is immers ongewenst. Ook tijdens de warmteproductie vindt een regelmatige controle van de puttoestand plaats. Het is bovendien verboden te boren door aardlagen waaruit drinkwaterproductie plaats vindt. Lang niet elke grondwaterlaag is immers geschikt (of nodig) voor drinkwater. In het westen van Nederland vindt (vanwege verzilting) sowieso geen drinkwaterproductie plaats uit grondwater.

.